Jacques Offenbach
(Aken 05-01-1994 / Theater Aachen)
(Antwerpen 19-02-2000 / De Vlaamse Opera)
(Bonn 15-02-2004 / Oper der Stadt Bonn)
(Keulen 25-01-2008 / Bühnen der Stadt Köln)
Libretto van Jules Barbier en Michel Carré.
Opera in drie akten, met proloog en epiloog.
Plaats en tijd. Nürnberg,Venetië en München.begin 19e eeuw.
Première.Parijs,(L'Opéra-Comique) op 10-02-1881
HOFFMANN (dichter) | tenor |
NICKLAUSSE (Hoffmann's vriend) | tenor |
LINDORF (raadsheer van Neurenberg) | bas / bariton |
SPALANZANI (uitvinder) | tenor |
COCHENILLE (bediende van Spalanzani) | tenor |
COPPELIUS (uitvinder & rivaal v Spalanzani) | bariton |
OLYMPIA (dochter van Spalanzani, pop) | sopraan |
ANTONIA (dochter van Crespel) | sopraan |
CRESPEL (raadsheer van München) | bas |
FRANTZ (zijn oude bediende) | tenor |
DOKTER MIRACLE | bariton |
DAPERTUTTO | bariton |
GIULETTA (Venetiaanse courtisane) | sopraan |
SCHLEMIL (haar minnaar) | bas / bariton |
STELLA (operazangers) | sopraan |
ANDRES (bediende van Stella) | tenor |
PITTICHINACCIO (gebochelde aanbidder van Giulietta) | tenor |
STEM (van Antonia`s gestorven moeder) | mezzosopraan / alt |
HERMANN (student) | bas / bariton |
NATHANAEL (student) | tenor |
LUTHER (waard) | bas |
Inhoud
Proloog
De dichter Hoffmann en de zangeres Stella houden hartstochtelijk veel van elkaar. Voor Stella is een mooie carrière weggelegd, maar Hoffmann heeft geen succes met zijn werk. Hun wegen scheiden zich. Luthers bierkelder in Nürnberg dicht bij de opera. Hoffmanns muze is bang dat haar beschermeling opnieuw verliefd wordt op Stella en daarmee ontrouw is aan zijn roeping. Mysterieuze stemmen weerklinken, de geesten van het bier en de wijn. Raadsheer Lindorf komt op met Andres, de bediende van de zangeres. Stella treedt op dat ogenblik op in het theater naast de raadskelder als Donna Anna in (*Mozarts) Don Giovanni. Lindorf onderschept de brief waarin Stella de sleutel van haar slaapkamer stuurt aan Hoffmann en waarin zij een afspraak voor diezelfde avond maakt met de dichter (Lindorfs vijand). Lindorf, die tijdens de hele opera en onder verschillende vermommingen de rol van kwade genius van Hoffmann speelt, jubelt het uit in een aria. Dans les rôles d'amoureux. Er komt een horde studenten binnen in de bierkelder die zich vermaken met drinken. Ook Hoffmann komt binnen met Nicklausse en gaan aan tafel zitten bij de studenten. Nicklausse neuriet met duidelijke ironie Notte e giorno faticar uit de Don Giovanni die zij net gehoord hebben.
Het lijkt erop dat Hoffmann in een slecht humeur is. Hij wordt achtervolgd door het beeld van Stella die hij vroeger beminde. Hoffmann laat zich overhalen een ballade te zingen, il était une fois à la cour d'Eisenachover over een mismaakte dwerg. Midden in de ballade borduurt hij verder op de woorden "sa figure" en verandert het lied, tot verwondering der aanwezigen, in een lofzang op zijn geliefde. Hoffmann ontdekt zijn vijand Lindorf en er ontstaat een pittig woordenduet tussen hen duo de la politesse, waarna Hoffmann zijn vrienden meedeelt dat Lindorf zijn boze geest is die hem altijd dwarsboomt. Men vraagt hem wie momenteel zijn geliefde is en hij noemt Stella, de vrouw die zijn drie vorige liefdes in een liefde verenigt. De artieste, de courtisane en het jonge meisje. De pauze is inmiddels verstreken, maar men vindt Hoffmanns vertellingen interessanter dan Don Giovanni en iedereen blijft zitten, vol verwachting naar het vervolg. De eerste uitverkorenen van zijn hart, zegt Hoffmann, heette Olympia.
Akte I
(Olympia)
Een salon ten huize van de natuurkundige Spalanzani.
Deze exentrieke man heeft samen met zijn compagnon, de uitvinder en brillenkoopman Coppelius, een automatische pop vervaardigd, in de vorm van een jong meisje, die hij voor zijn dochter Olympia laat doorgaan.
Hoffmann houdt haar voor een levend wezen en is tot over zijn oren verliefd op haar. Hij heeft zich speciaal als leerling bij Spalanzani laten inschrijven om in haar nabijheid te kunnen zijn. Spalanzani gaat uit om gasten uit te nodigen voor een feest waarop hij zijn 'dochter' zal voorstellen. Van die gelegenheid maakt Hoffmann gebruik om de slapende Olympia gade te slaan, aria Allons, courage et confiance. Zijn onafscheidelijke Nicklausse (feitelijk het symbool van zijn gezonde verstand) probeert hem te waarschuwen dat het een automaat is, maar Hoffmann is voor geen rede vatbaar. Dan verschijnt een lugubere figuur. de brillenkoopman Coppelius, die Hoffmann een toverbril aansmeert, waardoor hij Olympia als een levend wezen ziet. aria van Coppelis, J'ai des yeux. Wanneer Spalanzani thuiskomt is hij niet blij Coppelius daar aan te treffen. Deze komt zijn geld opeisen voor zijn aandeel aan de Olympia-creatie, hij heeft de ogen gemaakt. Maar dat heeft Spalanzani niet bij zich. De gasten komen nu binnen en Spalanzani stelt zijn dochter aan hen voor. Ze zal haar talent bewijzen door een aria te zingen en Spalanzani zal haar op de harp begeleiden. Les oiseaux dans la charmille.
Tot twee maal toe moet Spalanzani haar voortijdig opwinden omdat haar mechaniek is afgelopen. Als het gezelschap aan tafel gaat vraagt Spalanzani aan Hoffmann of hij zijn dochter gezelschap wil houden. Hoffmann verklaart Olympia zijn liefde. Als hij haar wil omhelzen drukt hij toevallig net op haar mechaniek knopje, zodat zij op en neer gaat dribbelen, als in hoogste opwinding. Zo loopt ze in cirkels de zaal uit. Opgewonden vertelt Hoffmann zijn vriend over zijn geluk, maar deze vertrouwt het niet en beiden gaan ze Olympia achterna. Coppelius komt nu woedend terug want de bankier Elias waar hij zijn geld kon ophalen, is failliet. Hij verdwijnt naar Olympia's kamer. De gasten komen van het diner terug en Olympia moet nu haar danskunsten tonen. Zij doet dit met Hoffmann en wel zo voortvarend dat hij er duizelig van wordt en zijn toverbril breekt. Zij walst dan in haar eentje de zaal uit. Direct daarop hoort men een onheilspellend gekraak en Coppelius komt triomfantelijk met een arm en een been van haar de zaal in. Vertwijfeld realiseert Hoffmann zich eindelijk dat zijn geliefde een automaat was.
Akte II
(Giulietta)
Het terras voor een Venetiaans palazzo.
Als inleiding horen we de beroemde barcarolle (gondellied) Belle nuit, ô nuit d'amour, gezongen door Giulietta en Nicklausse. Feitelijk een dramatische onmogelijkheid, omdat deze twee gezworen vijanden zijn. Hoffmann is de gast van de courtisane Giulietta en zingt een geanimeerd drinklied, Amis, l'amour tendre et rêveur waarvan het refrein herhaald wordt door het koor. In haar armen probeert hij alles te vergeten. Giulietta stelt de gasten aan elkaar voor en organiseert een kaartspel. Nicklausse waarschuwt Hoffmann dat hij van plan is hem mee te nemen als hij maar de geringste blijk van amoureuze belangstelling toont voor Giulietta. Hoffmann zweert dat hij niet zal bezwijken voor haar charmes, (de duivel hebbe zijn ziel) als dat hem overkomt. Dapertutto slaat hem gade als hij zich verwijdert. Uit zijn zak haalt hij dan een schitterende diamant, waarmee hij Giulietta, die in zijn handen een willig werktuig is, het tovermiddel geeft om het spiegelbeeld, en daarmee de ziel van Hoffmann te vangen, zoals ze dat al eerder gedaan heeft bij Schlemil. Ze hoeven slechts in een magische spiegel te kijken en hun spiegelbeeld verdwijnt en ook hun ziel. Hij zingt een grote aria. Scintille diamant.
Giulietta verwijt Hoffmann dat hij alleen maar vertrekt omdat hij het spel verloren heeft. Hoffmann is niet bij machte haar blik te weerstaan en hij zingt over de hartstocht die zich van hem meester maakt in de lyrische aria. O Dieu de quelle ivresse. Samen zingen zij dan vol extase een duet. Si ta présentce m'est ravie en hij verliest zijn spiegelbeeld. Op dat moment komt Schlemil binnenstormen en beschuldigt Giulietta van verraad. Wanneer Hoffmann in de spiegel kijkt ontdekt hij dat zijn beeld niet meer weerspiegeld wordt. Maar hij wil Giulietta op wie hij dolverliefd is niet verlaten.
Hier begint een septet. Hoffmann bekent zijn liefde. Dapertutto en Pittichinaccio getuigen hun minachting voor de dichter. Giulietta bekent dat zij de diamant onweerstaanbaar vindt. Maar Schlemil denkt alleen maar aan wraak.
Hoffmann en Schlemil gaan een duel aan. Hoffmann slaagt erin zijn rivaal te doden en de sleutel van de kamer van Giulietta van zijn nek te grissen. Maar de kamer is leeg. Bij de muziek van een barcarolle gaat Hoffmann op zoek naar Giulietta. Hij ziet haar lachend wegvaren in een gondel, in de armen van Pittichinaccio. Als hij haar neer wil steken, raakt hij echter Pittichinaccio.
Akte III
(Antonia)
Een kamer in het huis van Crespel, in Munchen.
Zijn dochter Antonia speelt spinet en zingt een lied, dat zij herhaaldelijk onderbreekt, om aan haar beminde Hoffmann te denken. Elle a Fui, la tourelle. Haar vader komt binnen en ziet dat zijn dochter bijna flauw valt. Zij heeft hem beloofd niet meer te zingen, maar kon zich niet bedwingen toen zij het portret van haar moeder zag. Crespel heeft bij haar al verschijnselen van tuberculose geconstateerd, de ziekte waaraan haar moeder overleden is. Hij geeft Hoffmann de schuld, van de staat waarin Antonia verkeert. Voor hij een bezoek gaat afleggen roept hij de oude dove knecht Frantz bij zich, en zegt hem dat hij niemand binnen mag laten. Deze begrijpt de boodschap verkeerd, en zingt zodra hij alleen is een koddig liedje. Hij vindt het jammer dat hij geen goede stem heeft, maar over zijn zangmethode is hij tevreden. Jour et nuit, je me mets en quatre. Het gaat allemaal niet zo goed, hij valt om en wordt zo gevonden door Hoffmann. Deze zingt samen met Antonia een liefdesduet aan het spinet. C`est un chanson d`amour. Zij hoort haar vader thuiskomen, en Hoffmann, die wil weten wat er gaande is verbergt zich achter een gordijn. Crespel heeft Antonia horen zingen en waarschuwt haar wederom. Frantz kondigt het bezoek van dokter Miracle aan. Crespel wil hem niet binnenlaten, maar de kwakzalver staat al voor hen. Ook dit is een incarnatie van Hoffmanns boze geest. Hij zal haar wel op een afstand genezen zegt hij. Hoewel Antonia niet in de kamer is, magnetiseert hij haar en stelt haar vragen, tot ontzetting van Hoffmann. Dr. Miracle verleidt Antonia onder hypnose om toch te zingen. De geest van haar moeder zal haar hierbij helpen. trio. Chère enfant que j`appelle. Dit wordt haar dood. Zij sterft in de armen van Crespel. Hoffmann komt te laat. Hij is wanhopig en wordt door Nicklausse de deur uitgezet.
Epiloog
Weer in Luthers wijnlokaal.
Als Hoffmann zijn verhalen heeft beëindigd, is ook de operavoorstelling afgelopen. De ontmoeting tussen Stella en Hoffmann levert niets op. Lindorf ontfermt zich over de zangeres.
Deze opera kent vele versies. Nog steeds duikt nieuw materiaal op. Het geheim van de definitieve vorm heeft (*Offenbach) in zijn graf meegenomen. |
(Aken 05-01-1994 / Theater Aachen)
YUKIO KITAHARA | dirigent |
BERTRAND SAUVAT | regie |
ULDERICO MANANI | decor & kleding |
BERTRAND SAUVAT | licht |
HAGEN LEWANDOWSKI | koor |
Bezetting |
ROBERT WORONIECKI | Hoffmann (tenor) |
MAJA TABATADZE | Olympia / Antonia (sopraan) |
JAYNE CASSELMAN | Guilietta (sopraan) |
PAMELA PANTOS | Muze - Nicklausse (mezzosopraan) |
CLAUDIO OTELLI | Coppélius / Dr.Miracle / Dapertutto (bariton) |
MANFRED EQUILUZ | Frantz / Pitichinaccio / Andrès / Cochenille (tenor) |
WILLY SCHELL | Lindorf / Spalanzani / Nathanaël (tenor) |
RAINIER ZAUN | Luther / Crespel / Schlemil (bas) |
MARTIN MASSMANN | Hermann(bas / bariton) |
JAYNE CASSELMAN | moeder van Antonia / Stem (mezzosopraan) / Stella (sopraan) |
(Antwerpen 19-02-2000 / De Vlaamse Opera)
JEAN - CLAUDE CASADESUS | dirigent |
DAVID MCVICAR | regie |
RONI TOREN | decor |
BRIGITTE REIFFENSTUEL | kleding |
TINA MACHUGH | licht |
LEE BLAKELEY | toneelregie |
PETER BURIAN | koor |
Bezetting |
GERARD POWERS | Hoffmann (tenor) |
LAURA CLAYCOMB | Olympia (sopraan) |
MIREILLE DELUSCH | Antonia (sopraan) |
STEFANIE FRIEDE | Guilietta (sopraan) |
CHARLOTTE HELLEKANT | Muze / Nicklausse / Lindorf / Coppélius (bariton) |
LAURENT NAOURI | Dr. Miracle / Dapertutto (bariton) |
ARMANT ARAPIAN | Dr. Miracle / Dapertutto (bariton) |
FRANCOIS-NICOLAS GESLOT | Frantz / Pitichinaccio / Andrès / Cochenille (tenor) |
JAN CAALS | Spalanzani (tenor) |
MARC CLAESEN | Luther / Crespel (bas) |
JULLIAN HARTMAN | Hermann / Schlemil (bas / bariton) |
PHILIP DEFRACQ | Nathanaël (tenor) |
IRENE PIETERS | moeder van Antonia / Stem (mezzosopraan) |
GRIET VAN NIEUWENBORG | Stella (sopraan) |
(Bonn 15-02-2004 / Oper der Stadt Bonn)
ERICH WACHTER | dirigent |
PHILIPP HIMMELMANN | regie |
ELISABETH PEDROSS | decor |
PETRA BONGARD | kleding |
SIBYLLE WAGNER | koor |
Bezetting | |
TIMOTHY SIMPSON | Hoffmann (tenor) |
SIGRÚN PÁLMADÓTTIR | Olympia / Antonia (sopraan) |
ASTA ZUBAITE | Guilietta (mezzosopraan) |
ANJARA - INGRID BARTZ / SUSANNE BLATTERT | Muze / Nicklausse (mezzosopraan) |
ANDREAS MACCO | Dr. Miracle / Dapertutto (bariton) |
MARK ROSENTHAL | Frantz / Pitichinaccio / Andrès / Cochenille (tenor) |
PATRICK HENCKENS / ERIC LAPORTE | Spalanzani (tenor) |
ANDREJ TELEGIN / MARTIN TZONEV | Luther / Crespel (bas) |
MARK MOROUSE / REUBEN WILLCOX | Hermann / Schlemil (bas / bariton) |
PATRICK HENCKENS / ERIC LAPORTE | Nathanaël (tenor) |
ASTA ZUBAITE | moeder van Antonia Stem (mezzosopraan) |
ASTA ZUBAITE | Stella (sopraan) |
ANDREAS MACCO | Lindorf (bas) |