Parsival

Parcival.jpg

Richard Wagner  

 

(Antwerpen 12-04-1993 / De Vlaamse Opera) 
 

(Duits)

Libretto van Richard Wagner.
Opera in 3 aktes met zes tonelen.
Plaats en tijd. Rond de burcht Monsalvat, noord Spanje, 10e eeuw.
Première. Bayreuth (Festspielhaus) op 26-07-1882. 
 
PARSIVALeen onschuldige dwaas (tenor)
KUNDRYeen raadselachtige vrouw (sopraan)
AMFORTASregerende Graalkoning, zoon van Titurel (bariton)
TITURELstichter en eerdere Koning van de Graal (bas)
GURNEMANZvroegere Koning van de Graal (bas)
KLINGSORafgewezen graalridder / tovenaar (bariton)
2 GRAALRIDDERS(tenor en bas)
4 SCHILDKNAPEN(2 sopranen en 2 tenoren)
KLINGSORS TOVERMEISJES(3 sopranen en 3 mezzosopranen)

Inhoud

Voorgeschiedenis
Alleen diegene die afstand doet van de zinnelijke liefde kan delen in de wonderbaarlijke kracht van de Graal (een schaal met het bloed van Christus waaruit Hij dronk bij het laatste avondmaal). Dit is het gebod van de orde van de Graal. Omdat Klingsor niet de kracht had aan dit gebod te kunnen voldoen castreerde hij zichzelf. Toch werd hij niet opgenomen in de Graalgemeenschap. Als protest bouwde hij daarom vlakbij de Graalburg een droomkasteel met een lusthof vol mooie betoverende meisjes. Op die manier probeerde hij veel van de Graalridders in de verleiding te brengen, zodat hun gelofte verbroken zou worden. Zelfs Amfortas, de Koning bezweek voor de verleidingen van Kundry. Daarom nam Klingsor hem de Heilige Speer af en verwondde Amfortas daarmee. Pas als de "reine dwaas", die in staat is medelijden te tonen, de Speer terug brengt zal de wond genezen.
Akte I
Eerste toneel
Een bos in het gebied van de Graal, met op de achtergrond een meer.
Gurnemanz en twee schildknapen worden gewekt door trompetten en bazuinen. Na hun ochtendgebed vraagt Gurnemanz aan twee naderende ridders hoe het vandaag met Amfortas gaat die een pijnlijke wond heeft die niet wil genezen. Gewoonlijk baadt hij iedere dag in het meer. Kundry een mysterieuze vrouw komt Gurnemanz een flesje balsem brengen. Omdat zij ooit de verlosser op zijn kruisweg heeft bespot, is zij gedoemd rond te dolen. Amfortas wordt op een draagbaar aangedragen en vraagt naar de ridder Gawan. Ook hij is op zoek naar een medicijn. Amfortas wacht op die ene persoon de "reine dwaas". Hij is de enige die in staat zal zijn hem van zijn kwalen te verlossen. De schildknapen blijken weinig op te hebben met Kundry, maar Gurnemanz verdedigt haar. Zij staat altijd klaar om te helpen, maar wel vreemd is dat zij soms lange tijd wegblijft en dat er juist dan altijd onheil plaatsvindt. Ook lijkt zij nooit ouder te worden, want de oude Graalheer Titurel heeft haar hier al aangetroffen. Hij vraagt Kundry waar zij was toen Amfortas de heilige speer verloor, maar zij geeft geen antwoord.

Uit Gurnemanz' verhaal blijkt nu dat Amfortas deze speer (waarmee Christus aan het kruis verwond werd) wilde gebruiken om de tovenaar Klingsor te bevechten. Maar hij werd echter verleid door een beeldschone vrouw, en terwijl hij in haar armen lag, nam Klingsor de speer en verwonde Amfortas daarmee in de zij. Gurnemanz vertelt hoe de Graalridders de Heilige Graal en de Speer behoedde. Er werd een tempel gebouwd, waar Titurel een uitgelezen schaar ridders om zich heen verzamelde die een kuisheidsgelofte aflegden.
Klingsor wilde zich hierbij aansluiten, maar kon zijn wellust niet beheersen. Hij castreerde zich zelf, maar werd juist daarom door Titurel afgewezen. Sindsdien is hij de gezworen vijand van de graalridders. Hij heeft in de omgeving van hun burcht een tovertuin geschapen, waarin hij de ridders lokt door middel van duivels schone vrouwen. Tot de slachtoffers behoorde ook Amfortas. Er klinkt plotseling geschreeuw bij het meer. Een vreemdelingheeft een zwaan, -die juist door Amfortas als een gunstig teken was beschouwd- met een pijl neergeschoten. Het is Parsifal een jonge knaap. Gurnemanz maakt hem verwijten over wat hij gedaan.  Hij werkt zo op Pasifals gemoed dat deze zijn boog breekt en zijn pijlen wegwerpt. Op Gurnemanz' vragen over zijn afkomst weet hij geen antwoord. Hij weet niet wie zijn vader was. Hij weet alleen dat zijn moeder Herzeleide heet.

Kundry weet te vertellen dat hij geboren werd nadat zijn vader Gamuret gesneuveld was en dat zijn moeder hem ver van de wereld grootbracht om hem voor een zelfde lot te sparen. Als Kundry vertelt dan dat zijn moeder van verdriet gestorven is, wordt Parsifal zo driftig dat hij Kundry gewurgd zou hebben als Gurnemanz niet tussenbeide gekomen was. Gurnemanz neemt Parsifal mee naar de graalburcht Monsalvat omdat hij denkt dat dit wel eens de "reine dwaas" kon zijn.
Tweede toneel.
Het laatste avondmaal in de koepelzaal van Montsalvat.
De ridders komen binnen. Titurel vraagt zijn zoon Amfortas om nog eenmaal de dienst te leiden. Amfortas wil echter de Graal niet onthullen omdat hij zich als enige zondaar onder alle ridders, daarvoor niet waardig acht. Hij klaagt wanhopig, maar geeft toe als een koor hoog uit de koepel hem aan de verlossing door de "reine dwaas" herinnert. Hij onthult de Graal die deze keer bijzonder helder straalt. Het valt zelfs Titurel op. De ridders krijgen het brood en de wijn en bezingen de verlossende kracht van de Graal. Parsifal heeft dit alles sprakeloos aangezien, en bij de klacht van Amfortas krampachtig naar zijn hart gegrepen. Gurnemanz vraagt hem of hij er iets van heeft begrepen, maar als Parsifal hem het antwoord schuldig blijft, stuurt hij hem de zaal uit.
Akte II
Eerste toneel.
In de toren in Klingsors lusthof.
Klingsor ziet in zijn toverspiegel Parsifal naderen en roept Kundry op om hem op dezelfde wijze te verleiden als zij dat indertijd bij Amfortas deed. Zij gehoorzaamt met tegenzin, langzaam uit haar trance ontwakend. Ze is gedoemd haar heil te zoeken in de liefde, en verandert in een mooie aantrekkelijke vrouw. En alleen diegene die haar kan weerstaan, is in staat haar van de vloek te verlossen. Zij, heeft zich nooit van Klingsors invloed los kunnen maken, en ook nu weet hij haar te dwingen. Klingsor wacht benieuwd op wat Parsifals zal doen.
Tweede toneel.
Het toneel verandert in een sprookjestuin waarin de bloemen bekoorlijke meisjes zijn.
Parsifal springt over de muur. Nog nooit heeft hij zoiets moois gezien. De vrouwen beginnen hem het hof te maken. Op dat moment noemt Kundry hem voor het eerst bij zijn naam, die hem bewust maakt van zijn afkomst en hij voelt het verdriet om de scheiding van zijn moeder. Kundry stuurt de bloemenmeisjes weg en begint haar eigen verleidingskunsten. Zij vertelt over zijn jeugd en dat zij weet hoe Herzeleide (zijn moeder) met haar kindje speelde en het zorgvuldig en angstvallig opvoedde.  Ich sah das Kind an seiner Mutter Brust.  Zijn vlucht heeft haar hart gebroken.

Parsifal is wanhopig en Kundry belooft dat zij hem nu die moederliefde zal geven. Zij geeft hem een lange kus op de mond, die in hem het smartelijke beeld van Amfortas oproept. De kus heeft hem plotseling wetend gemaakt. Hij begrijpt nu de hele toedracht, en stoot Kundry van zich af. Maar ook zij hoopt in hem haar verlosser te vinden. Zij heeft Christus uitgelachen terwijl hij zijn kruis naar Golgotha sleepte, en sindsdien zwerft zij over de aarde rond, achtervolgd door haar krampachtige lach, en wachtend op verlossing van deze vloek. Zij zegt dat een uur met hem haar zal verlossen, maar Parsifal weert haar wederom van zich af, waarop Kundry hem vervloek. Zij roept Klingsor te hulp, die op de toren verschijnt en zijn speer naar Parsifal slingert. De speer blijft echter boven Parsifals hoofd zweven. Parsifal grijpt de speer en maakt er een kruisteken mee, waarop het hele toverslot van Klingsor in elkaar zakt en de tuin plotseling verdort. Parsifal zegt Kundry "je weet waar je mij weer kan vinden", en begint gewapend met de speer aan zijn terugtocht.
Akte III
Eerste toneel.
Lentelandschap in het graalgebied bij een eenvoudige hut, waar de hoogbejaarde Gurnemanz als kluizenaar leeft. Vlakbij vindt hij Kundry, ongezond en ziek. Hij wekt haar op deze morgen van Goede Vrijdag. Als zij water gaat halen wijst zij Gurnemanz op een naderende ridder. Het is Parsival, in harnas met gesloten vizier, en de Heilige Speer in zijn handen.
Gurnemanz verwijt hem wapens te dragen op Goede Vrijdag. Parsival legt deze af en knielt dan in gebed voor de speer. Gurnemanz herkent hem nu als de "reine jongeling" de man die lang geleden de zwaan had gedood. Parsifal vertelt hem van zijn lange dooltochten, die hij maakte om het graalgebied te vinden. De vloek van Kundruy schijnt nu ook geweken te zijn en Parsifals komst betekent redding in de hoogste nood.

Amfortas weigert de Graal te onthullen, wat tot gevolg had dat de kracht van de ridders verzwakte en Titurel stierf. Parsifal verwijt zichzelf dat hij de oorzaak is van al die ellende. Gurnemanz en Kundry leiden hem naar de heilige bron, en beschouwen hem als de nieuwe heerser. Kundry wast zijn voeten, en Gurnemanz besprenkelt zijn hoofd, en zalft Parsifal tot Koning. Deze verricht zijn eerste daad door Kundry te dopen. Parsifal is verbaasd over de schoonheid en vredigheid van de natuur, waarop Gurnemanz hem uitlegt dat het Goede Vrijdag is, de dag waarop de natuur zich op zijn mooist tooit Karfreitagszauber. Daarna begeven de drie zich naar de Graalburcht waarvan men de klokken reeds hoort beieren.
Tweede toneel.
De koepelhal, nu echter in schemerdonker en in rouw.
Een groep ridders draagt de doodskist van Titurel, een andere groep Amfortas op zijn ziekbed. De ridders eisen van Amfortas dat hij de Graal onthult, maar Amfortas weigert dit. Dan komt Parsifal met de Heilige Speer. Hiermee raakt hij de wond van Amfortas aan die onmiddellijk geneest. Hij neemt de plaats in van Amfortas en onthult de Graal, die een heldere lichtschijn verspreidt. Gurnemanz en Amfortas knielen voor hem, terwijl Kundry, haar blik op de Graal gericht, levenloos neervalt.  


(Antwerpen 12-04-1993 / De Vlaamse Opera)