Rusalka

Rusalka.jpg

Antonin Dvořák

 

(Eindhoven 15-03-2007 / Stadsschouwburg)(Opera-Zuid)

(Tsjechisch)
Libretto van Jaroslav Kvapil, naar "Undine"(vertelling) van Friedrich de la Motte Fouqué; 

  • "De kleine zeemeermin" (spookje) van Hans Christian Andersen; 
  • "Die versunkene Glocke" (toneelstuk) van Gerhart Hauptmann.Opera,

Lyrisch sprookje in 3 aktes.
Plaats en tijd. Sprookjesachtige plaats bij het meer van een kasteel, sprookjestijd.
Première. Praag (Nationaltheater) op 31-03-1901. 

RUSALKA (waternimf)sopraan
DE PRINStenor
VODNÍK (watergeest, Rusalka`s vader)bas
JEŽIBABA (heks)mezzosopraan
DE VREEMDE HERTOGINsopraan
DE BOSWACHTERtenor (buffo tenor)


Inhoud

Ouverture
Een korte prachtige opening, waarin op een poëtische wijze de sfeer van de opera wordt opgeroepen. De toon in de gehele opera is een beetje onaards, geheimzinnig, en dreigend. Het orkest begint melodieus, beminnelijk en mysterieus met de houtblazers en strijkers die het verlangen en het verdriet van de onbegrepen liefde van Rusalka uitdrukken. Het tweede thema wat hierop volgt is vooral ritmisch, uitgevoerd door de pauken en lage strijkers, behorend bij de natuurwezens, de elfen en de waternimf. In aanvang dreigend, als een onderaards gerommel, zacht en spannend. Tijdens de hele opera krijgen we dit opnieuw te horen, fel en boosaardig, of duivels en donderend.
Akte I
Een mistige nacht, diep in het bos. Alleen het licht van de maan weerkaatst in het meer waardoor het een zilverachtige glans krijgt. Aan de oever dansen en stoeien de boselfen met de watergeest. Eén elf doet niet mee, het is Rusalka. Zij vertelt Vodnik (haar vaderlijke watergeest) dat ze verliefd is op een mens. (een van de mooiste aria's van Rusalka) Sem èasto pøicházien (Hij komt hier vaak). Deze bekentenis schokt haar vader en hij raadt haar aan om de oude heks Jezibaba om hulp te vragen. Eenzaam als zij is vertrouwt Rusalka haar geheime wens toe aan de maan. Masièku na nebi hlubokém (O maan hoog in de donkere hemel). (Een van de populairste aria's in Tsjechië, die iedereen kent). Jezibaba de heks, is de enige die kan helpen omdat ze half magisch natuurwezen, en half mens is. Tover-aria van de heks Èury mury fuk, (een element dat een belangrijke rol zal spelen in de opera).

Rusalka wordt mens, maar in ruil daarvoor heeft ze haar stem moeten opofferen, en als zij ooit weer tot het water wil terugkeren zal dit leiden tot de dood van haar geliefde. Als de dag aanbreekt horen we in de verte de jagers aankomen. De Prins is bij hen, en zoals zo vaak is er weer die mysterieuze kracht die hem naar het meer brengt. De Prins (vaak vergezeld door ijle hoboklanken als uitdrukking van zijn aarzelende, dromerige karakter) stuurt zijn jagers weg en buigt zich over het water. Rusalka stijgt uit het water op en laat zich meenemen naar zijn kasteel.
Akte II
In de tuin van het kasteel van de Prins, heerst grote bedrijvigheid. De jachtopziener vraagt het keukenhulpje wat er aan de hand is. Er komt een bruiloft, zegt deze, maar de jongen verklaart de aanstaande bruid maar eng en vreemd te vinden. Zij is zo koud als ijs, spreekt nooit en is droevig en bleek. De Prins verklaart Rusalka zijn liefde, maar zij kan hem geen antwoord geven. Men is bezorgd, maar het keukenhulpje stelt hem gerust. De Prins is misschien alweer verliefd op een andere prinses. En inderdaad, de Hertogin, een warmbloedige, goed van de tongriem gesneden rivale maakt hem het hof voor de ogen van de machteloos zwijgende Rusalka. Hij brengt nu al zijn tijd door met zijn nieuwe geliefde en Rusalka vlucht naar het meer. Opeens heeft ze haar stem terug, en zij stort haar hart uit bij Vodník (de watergeest). Hij trekt haar weer in het meer en bedreigt de ontrouwe bruidegom. Toch kan de Prins zich niet losmaken van het vreemde, koudbloedige elfenmeisje. Maar Vodník spreekt een vloek over hem uit en de Prins verliest zijn verstand.
Akte III
Zoals in het eerste bedrijf!  Weer terug in het bos.
Aan de rand van het meer betreurt Rusalka haar lot. Zij voelt zich ontheemd en verbannen. Ze hoort niet meer bij de elfen, maar ook niet meer bij mensen. Weer dansen de elfen, maar nu veel droeviger dan aan het begin van het eerste bedrijf. Zij zal voor altijd verstoten blijven door haar vrienden. Ze zal een dwaalgeest worden die mensen het moeras en het meer in lokt. Opnieuw bezoekt zij de heks. Maar die zegt dat Rusalka alleen aan dit lot ontkomen wanneer zij de prins vermoordt. Ze wijst dit advies van de heks af en verdwijnt in het meer, berustend in haar lot. De Prins kan haar echter niet vergeten, hij heeft berouw. Rusteloos dwaalt hij door de tuinen rond het kasteel en maakt iedereen ongerust. De boswachter en het keukenhulpje gaan tevergeefs het bos in om hulp te zoeken bij de heks. Die nacht wordt de Prins als door een magneet weer naar het meer getrokken. Hij loopt het water in waar Rusalka hem in haar armen neemt en kust. Met dit bewijs van haar liefde sterft de Prins, dodelijk gelukkig.


(Eindhoven 15-03-2007 / Stadsschouwburg)(Opera-Zuid)

STEFAN VESELKAdirigent
DAVID PRINSregie
REIER POSdecor / licht
MARRIT VAN DER BURGTkleding
TJALLING WIJNSTRAkoorleiding
HET ZUIDELIJK THEATERKOORkoor
LIMBURG SYMPHONIE ORKESTorkest
Bezetting 
ANNEMARIE KREMERRusalka (sopraan)
JEROEN BIKPrins (tenor)
FRANK BLEESwatergeest (Vodník) Rusalka`s vader (bas)
KLARA ULEMANheks (toverkol) (mezzosopraan)
FRANCIS VAN BROEKHUIZENde vreemde Hertogin (Prinses) (sopraan)
ALEXANDER SCHRÖDERjager (boswachter) (tenor)
MARCEL VAN DIERENkok (bariton)
HELEN LEPALAANkokkin (mezzosopraan)
MACHTELD VENNEVERTLOOeerste boself (sopraan)
FENNA OGRAJENSEKtweede boself (mezzosopraan)
HADEWIJCH VOORNderde boself (mezzosopraan)